Kortverhaal
Met een gelukzalige glimlach kijkt Leen naar de wolkeloze hemel. Ze sluit haar ogen en laat het stralend zonnetje op haar gezicht schijnen. Ze zit een paar minuutjes te lezen in de tuin, met haar blote en heel witte benen in een jeansshort. Ze zucht: ‘Met deze benen kan ik voorlopig niet buiten komen‘ en neemt haar boek weer op.
Ze giechelt stilletjes, want het verhaal van ‘de 100-jarige man, die uit het raam klom en verdween’ brengt haar in een welkome fantasiewereld. Ze wrijft over de bladwijzer, dat haar zoontje Ilyas vorige maand voor haar heeft gemaakt. Een gele, lachende zon. De schat. Haar hemel en aarde. Haar alles.
Moeizaam opent ze de paperback en probeert een bladzijde om te draaien. Haar handen zijn dik, blauw-geel, pijnlijk. ‘Verdorie toch,’ gromt ze, ‘stomme verstuiking! Stommerik!’ Voor ze terug begint te lezen – en te genieten – kijkt ze nog even rond. Gras afgemaaid… check! Rozen geknipt… check! Was opgehangen… check! Keuken gepoetst…check! Ramen gelapt beneden…check! Ze kijkt even achterom: ‘Jawel, het zonnetje laat ze nog harder blinken.’ Koude schotel… check!’
Vanmiddag heeft ze zorgvuldig de salade drie keer gewassen, de tomaten ontveld, de garnalen handmatig gepeld, cocktailsaus – vanzelfsprekend met vers gedraaide mayonaise – nauwgezet gemengd onder het grijze, zilte goud. Aardappelen gewassen, geschild, gekookt en dan in nette schijven gesneden, klaar om te bakken. Tomaat-garnaal is het lievelingsgerecht van haar man Jan. Ilyas zou liever frietjes van de frituur eten. Toch zal de zevenjarige kapoen zonder morren alles netjes opeten en geen enkele opmerking maken. De lieverd.
Ze kijkt op haar horloge en glimlacht: ‘14:10 uur, dat is zeker nog 50 minuten tijd voor mezelf.‘ Haar zoontje heeft op de lagere school op donderdag tot half vier les. Vijf minuten omkleden en tien minuutjes wandelen naar school. Ze wil zeker niet te laat komen. Het lachend snoetje – als Ilyas haar ziet aan de schoolpoort – wil ze in geen miljoen jaar missen.
Ze schuift haar donkere zonnebril terug hoog op haar neus en duikt terug het boek in. Af en toe slurpt ze van haar glas ijsthee met tinkelende ijsblokjes. Ze verzet het glas even, want de weerkaatsing van de felle zonnestralen verblinden haar wat. Ze hoort in de verte een ijskar met een bekend deuntje.
Waar is de tijd dat ze zelf als kind helemaal dol werd bij het horen van het bekende belletje. Helemaal onbezorgd, geen idee hoe de wereld in elkaar zit, in een geborgen gezinnetje, vol mooie dromen en toekomstplannen. Buiten ravotten en daarna met modderknieën joelend thuiskomen. Opgroeien op het platteland zonder criminaliteit. Dorpsbewoners, die alles van elkaar wisten. Een gemeenschap van amper tweeduizend inwoners. Allemaal buren eigenlijk. Helemaal anders dan de drukke stad, waarin ze nu woont. Wel met een binnentuin netjes omheind met een hoog, houten hek, dat met zoveel precisie door Jan zelf is geplaatst. Ze kan meteen het beeld van zijn ernstige gezicht terug bovenhalen en het zweet dat van zijn gespierde rug gutste.
Ze wou dat ze een toverstafje had en terug opnieuw kon beginnen. Hoewel, het is een mooie dag. Geen wolkje te bespeuren. Ze kan blijkbaar haar gedachten niet bij het hilarisch boek houden. Vreemd. Zou ze de parasol opendoen? Nee, de warmte doet zo’n deugd. Ze wil nog eens van haar frisse ijsthee drinken en door haar gezwollen pollen schuift het glas uit haar handen.
‘Shit!’ Het glas landt met een harde klap op de tafel, maar blijft gelukkig heel. Door de bruuske beweging klotste een kleine hoeveelheid limonade uit haar glas op het gebloemde tafelkleed. ‘Natuurlijk, een uurtje voor mezelf is écht teveel gevraagd.‘ Ze staat recht, kreunt wat, zet het glas aan de kant en vouwt het kleine tafellaken met gele zonnebloemen op. Ze wandelt gedecideerd naar de keukendeur, door de keuken naar de wasplaats en stopt het tafellaken in de lege wastrommel. In de kast ernaast haalt ze een stijf gestreken tafelkleed boven. Ze grinnikt naar het motief: gele rozen. Terug in de tuin legt ze het nauwgezet op tafel en zet haar glas – eerst met de vaatdoek afkuisen – precies in het midden.
Ze kijkt nerveus terug op haar uurwerk: ‘Nog 30 kostbare minuten. Verdorie!’ Een klein wolkje schuift even voor de zon. Leen rilt even en haar nekharen staan plots rechtop. Het moment gaat voorbij en de zon wint terug aan sterkte. Ze ontspant en neemt haar boek terug klunzig vast. Tien minuten later zit ze helemaal terug in het verhaal van de 100-jarige Allan, die ontsnapt uit het rusthuis. Plots schiet haar hoofd recht. Ze spant haar spieren en hoort een deur dichtslaan. Ze sluit haar ogen en begint stilletjes te bidden. Ze hoort de keukendeur piepend opengaan en kijkt voorzichtig glimlachend achterom. Jan staat breed in het deurgat.
‘Wat denk je? Mijn man werkt hard genoeg, dus ik kan op mijn lui gat gaan zitten?‘ buldert zijn stem. ‘Jan, ik…’ ‘ZWIJG TRUT! ‘ Hij draait zich om en trekt stampvoetend de ijskast open. Hij slaat die met geweld terug dicht: ‘Jij denkt écht dat ik stom ben? Denk jij dat je me kan paaien met wat garnalen? Godverdomme, ik laat je thuis blijven om alles op orde te houden, om voor onze kleine te zorgen en als hij naar school is, zit ge boekskes te lezen? IK WIST HET! Ik voelde het gewoon… daarom ben ik wat vroeger thuis, SCHAT!’
De laatste woorden spreekt hij smalend uit. Leen komt traag en voorzichtig recht uit haar stoel, laat het boek onhandig vallen en krimpt in elkaar als Jan breed en koud grijnzend op haar afstapt. Hij staat nu vlak voor haar neus. Ze ziet de razernij in zijn ogen, zijn pupillen draaien wat weg. Jan heft zijn hand en slaat haar zo hard in haar gezicht, dat ze valt en terug op haar krakende polsen terechtkomt. Ze geeft geen kick. Haar zonnebril vliegt van haar neus en maakt een hoge boog in de lucht. Even schittert hij als de zon op het blinkend logo schijnt. Daarna valt hij met een klap op de keurig gepoetste tegels. ‘Kapot,’ denkt Leen droevig. Ze sluit haar ogen.
Dat gaat nog komen 😉
Schitterend! Ik wil meer?